Mensen die in staat zijn liefde en verbondenheid te voelen, geloven allereerst dat ze de moeite waard zijn om van gehouden te worden. Brown noemt hen ‘Whole Hearted People’. Deze categorie mensen heeft nog vier andere eigenschappen met elkaar gemeen:
1) moed (afkomstig van het woord ‘courage’/ ‘coeur’): leven vanuit je hart, de moed om imperfect te zijn)
2) (zelf-)compassie: ze zijn eerst aardig voor zichzelf en daarna voor anderen,
3) authenticiteit: ze hadden de moed om los te laten wie ze dachten te moeten zijn om zichzelf te kunnen zijn, en
4) volledig accepteren van kwetsbaarheid: de bereidheid risico’s te nemen om te investeren in relaties met anderen.
We leven in een kwetsbare wereld. De meesten van ons verdoven het gevoel van kwetsbaar zijn (bijvoorbeeld door alcohol, drugs – of medicatie, gamen of bingewatching op Netflix). Wat we ons vaak niet realiseren is dat we daarmee niet alleen de gevoelens van kwetsbaarheid verdoven, maar ook gevoelens van blijdschap, dankbaarheid en geluk. Zo ontstaat een neergaande spiraal: in onze zoektocht naar geluk en zingeving voelen we ons kwetsbaar. We willen ons niet kwetsbaar voelen en we gaan onszelf verdoven. Dit drijft ons verder af van de mogelijkheden om gevoelens van blijdschap, liefde en verbondenheid te ervaren. Vervolgens zijn we allemaal geneigd om alles zeker te maken wat onzeker is (en anderen de schuld te geven van wat er mis is), te perfectioneren (wat helemaal niet werkt) en te doen alsof (waarmee we onszelf voor de gek houden).
Brown reikt ons een manier aan om het anders te doen: onszelf in al onze kwetsbaarheid laten zien, met ons hele hart lief te hebben – zelfs wanneer er geen garanties zijn -, het beoefenen van dankbaarheid en vreugde – óók op de moeilijke momenten- en geloven dat we goed genoeg zijn.